-
1 indruk
♦voorbeelden:een eenzame indruk maken • have an air of lonelinesseen goede/slechte indruk achterlaten • leave a good/bad impressioneen onuitwisbare indruk • an indelible impressioneen vage indruk van iets • a vague impression of somethingeen valse/verkeerde indruk geven • give a false/wrong impressionik kon niet aan de indruk ontkomen dat • I could not escape the impression thatdat geeft/wekt de indruk … • that gives/creates the impression that …ik heb de indruk dat • I am under/I have the impression that, I gather thatik kreeg de indruk dat • I got the impression thateen indruk van iets krijgen • get an impression of somethingiets doen om indruk te maken • do something to make an impression/for effectonder de indruk komen/raken van • be impressed by/withvatbaar voor indrukken • impressionableweinig indruk maken op iemand • make little impression on someone2 op de sneeuw waren indrukken van vogelpootjes zichtbaar • in the snow the prints/imprints of birds' feet were visible -
2 make a good impression
een goede indruk maken -
3 figure
figure [fieguur]〈v.〉1 gedaante ⇒ gestalte, voorkomen2 afbeelding ⇒ illustratie, plaatje♦voorbeelden:avoir triste figure • er belabberd uitzienavoir bonne figure • er goed, gezond uitzienfaire figure • een belangrijke plaats innemenfaire bonne figure • een goede indruk makenfaire piètre figure • een pover figuur slaanfaire triste figure • sip kijken, een lang gezicht trekkenaffaire qui prend figure • zaak waarin tekening begint te komenc'est une figure! • dat is een grote persoonlijkheid!avoir une bonne figure • een sympathiek gezicht hebbencasser la figure à qn. • iemand in elkaar slaanjeter qc. à la figure de qn. • iemand iets naar het hoofd slingerenfaire figure de • doorgaan voor -
4 captivate
v. ingenomen zijn; een goede indruk maken; je hart stelen; betoverd zijn[ kæptivveet] 〈zelfstandig naamwoord: captivation〉1 boeien ⇒ bekoren, fascineren♦voorbeelden: -
5 faire bonne figure
faire bonne figure -
6 marquer
marquer [maarkee]1 markant zijn ⇒ markeren, indruk maken♦voorbeelden:1 événements qui marquent • bijzondere, belangrijke gebeurtenissenil marque plus que son âge • hij ziet er ouder uit dan hij isII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 markeren ⇒ aanduiden, aangeven, aanwijzen, merken3 blijk geven van ⇒ doen uitkomen, tonen4 een stempel drukken op ⇒ indruk maken op, tekenen, kenmerken♦voorbeelden:1 marquer d' une croix • een kruisje zetten bij, opmarquer d' une étiquette • een etiket plakken opmarquer d' un numéro • nummerenêtre marqué au coin de • getuigen vanv1) markant zijn, indruk maken (op)3) eruitzien5) markeren, aanwijzen6) noteren8) brandmerken9) scoren10) dekken [sport] -
7 wirken
wirken1 werken, werkzaam zijn2 werken, uitwerking hebben♦voorbeelden:1 dahin wirken, dass … • het erop aanleggen, erop aansturen dat …er wirkte als Arzt in Afrika • hij was als arts werkzaam in Afrikaetwas auf sich wirken lassen • iets op zich laten inwerkener wirkt sympathisch • hij komt sympathiek overII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 machinaal breien, weven 〈 van gobelins〉♦voorbeelden:1 Großes, Gutes wirken • grootse, goede dingen tot stand brengen -
8 poseur
n. iem. probeert een goede indruk te maken; iem. die zich voordoet als-[ poozə:] 〈 pejoratief〉 -
9 show
n. toneelstuk; opvoering; programma; tentoonstelling; amusementsvoorstelling, schouwspel, show; vertoon; schijn--------v. tonen, laten zien; duidelijk maken; aantonen, bewijzen; vertonen; tentoonstellenshow1[ sjoo]♦voorbeelden:a fine show of blossoms • een prachtige bloesemtooimake a show of one's learning • te koop lopen met zijn geleerdheidunder a show of benevolence • onder het mom van welwillendheidno show of resistance • geen enkel blijk van verzetgood show! • goed geprobeerd!put up a good show • een goede prestatie leverenlet's get this show on the road • laten we nu maar eens beginnengive the (whole) show away • de hele zaak verradensteal the show • de show stelen〈 informeel〉 all over the show • door elkaar, overal1 uiterlijk ⇒ schijn, opschepperij♦voorbeelden:she only does it for show • ze doet het alleen voor de show3 what's on show today? • wat wordt er vandaag vertoond?objects on show • de tentoongestelde voorwerpen————————show21 (zich) (ver)tonen ⇒ (duidelijk) zichtbaar zijn, (ver)schijnen, eruitzien, vertoond worden 〈 van film〉♦voorbeelden:his education shows • het is goed merkbaar dat hij goed onderlegd isthe scar still shows • het litteken is nog goed te zienyour slip is showing • je onderjurk komt eruittime will show • de tijd zal het lerenwhat's showing at the cinema? • wat draait er in de bioscoop?her Dutch accent still shows through • haar Nederlandse accent is nog (goed) hoorbaar¶ it just goes to show! • zo zie je maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)tonen ⇒ laten zien, tentoonstellen, vertonen2 uitleggen ⇒ demonstreren, bewijzen♦voorbeelden:show me an example • geef me een voorbeeldshe never shows her feelings • ze toont haar gevoelens nooitthis year's figures show some recovery • de cijfers van dit jaar geven enig herstel te zienwhich film are they showing? • welke film draaien ze?he has nothing to show for all his work • zijn werk heeft helemaal geen vruchten afgeworpenshow me the truth of what you're saying • bewijs me dat het waar is wat je zegtthis goes to show that crime doesn't pay • dit bewijst dat misdaad niet loonthe showed me how to write • hij leerde me schrijvenshow one's kindness • vriendelijk blijken te zijnimpressed by the vast knowledge she showed • onder de indruk van de enorme kennis die ze aan de dag legdeshow bad taste • van een slechte smaak getuigenshow someone in/out • iemand binnenlaten/uitlatenhe showed us (a)round the house • hij liet ons het huis zienshow her into the waiting room • breng haar naar de wachtkamerI'll show you out of the house • ik zal u uitlatenshow someone over the factory • iemand een rondleiding geven door de fabriek6 Lord, show mercy • Heer, schenk genade -
10 présenter
présenter [preezãtee]♦voorbeelden:¶ présenter bien, mal • een goede, slechte indruk makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 tonen7 aanbieden ⇒ voorleggen, uiteenzetten♦voorbeelden:présenter un intérêt particulier • iets bijzonders, opmerkelijks hebbenprésenter des symptômes • symptomen vertonenprésenter son permis de conduire • zijn rijbewijs laten zienprésenter Homère à un examen • Homerus als examenstof kiezen1 verschijnen ⇒ zich vertonen, opkomen, zich voordoen♦voorbeelden:ça se présente comment? • hoe ziet dat eruit?deux noms se présentent à l'esprit • twee namen vallen me inse présenter chez qn. • zijn opwachting maken bij, zich vertonen bij iemandse présenter sous des formes anormales • abnormale vormen aannemenv3) presenteren4) tonen5) bieden6) uiteenzetten -
11 présenter bien, mal
présenter bien, maleen goede, slechte indruk maken
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский